Verhalen van Lex gelezen en beschreven en deels zelf mee beleefd.

Osos.


Gaode mee naor vruuger?  

Naar aanleiding van de manifestatie Architectuur als Beleving neemt buurtgenoot Lex Verhoeven ons mee naar hoe het vroeger was in de Armhoefse Akkers. Hij beschrijft gebeurtenissen in de jaren vijftig en wetenswaardigheden die niet verloren mogen gaan voor het collectieve geheugen.
Lex zal in de toekomst bij tijd en wijle een bijdrage leveren voor de buurtkrant en u dan                                 Koningshoevense sportvereninging
vertellen over wat u misschien nog wel wist, half wist of helemaal niet meer wist over de wijk 
waarin u woonachtig bent.  
Oisterwijksebaan.

“Pa, mag ik zeggen dat we in het Sacrament wonen?” “Hoejee nee, jongen, hoejee nee! Wij wonen in de Oisterwijksebaan en da’s heel wat anders.”
Ik zal het eens uitleggen.
In de jaren vijftig werd er vooral op gelet tot welke parochie je behoorde en voor ons was dat Koningshoeven.
Wij gingen daar ook naar school en we deden onze eerste heilige communie in de kerk waar thans de Jumbo huist.
Wij voetbalden (later honkbalden) onder de naam Osos en onze hangplek was “het veldje” in de Zwaardecroonstraat, waar nu het gebouw van Rijkswaterstaat staat.Osos, met twee gastspelers 
uit Jeruzalem in 1955 of 1956.
Boven vlnr: Harrie Gatzen,Jan van Houtum, Roel    Slegers,Wijnand Holleman,Jacques Dijkmans,Sjef van Houtum.
Onder: Frans Bressers(jer) Hans van Leest, de Rijk(jer) ,Peter Schouten en Piet Hermans.  
Voor de rest van de wijk aan de oostelijke kant van de Ringbaan lag het anders. Die jongens waren van de honkbalclub Blue Lions en zij gingen naar school in de Veemarktstraat.
Hun kerk was, hoe kan het ook anders, de Sacramentskerk.
Zij hadden hun hangplek in de Armhoefstraat bij het ijsloket van Bertens.
Kijk eens naar het huis in de Simon van der Stelstraat 20.   
                                                                                                                                                                                                       Simon van der Stelstraat 20
Het is het ouderlijke huis van Theo Andriessen, die nog steeds in onze wijk woont.  
Zijn vader heeft dat huis laten bouwen en die heeft er destijds heel bewust voor gekozen om 
de voordeur te laten plaatsen in de Simon van der Stelstraat, met als gevolg dat ze daar in het Sacrament woonden 
en niet in de O’baan.
Stond beter aangeschreven, denk ik.
Bij ons hoorde niet alleen Jeruzalem en Koningshoeven, maar ook het Havenstraatje.
En daar woonden heel arme mensen.
Wat Osos betekende?
Geen idee, niemand van onze toenmalige groep weet het.
Mijn zuster wist het wel.
‘Oisterwijkse-baanse sufferds op sokken’ en daar doen we het dan maar mee.
Nozemrellen.

In de vorige uitgave van het boekwerkje ‘Armhoefse Akkers’ staat het een en ander beschreven over de nozemrellen in onze wijk in september 1959.
Ik dacht dat het iets anders in elkaar zat, en wel zo.
De Armhoefstraat stond ‘s avonds een week lang vol met volk, dat stond te wachten tot de nozems terug zouden komen.
Ze zijn er overigens nooit meer geweest.
Wat was nu eigenlijk de werkelijke aanleiding? Ik zal het je vertellen.
Op een avond hingen wij, Osos, te baliekluiven in de Baan.
Onder ons bevond zich ene Karel, een grote en potige vent met een nogal dreigend en imponerend uiterlijk, waar hij dan ook bekwaam gebruik van maakte als dat nodig was.
Voor ons was het dan ook “De Karel”. Op zeker ogenblik zagen we vier leeftijdgenoten door de Baan aan komen lopen, die in de richting van de brug gingen en die zich verder normaal gedroegen.
Een van ons zei, totaal onverwacht voor mij, want wij waren niet gewelddadig: “Karel, ik heb zin om te vechten.”
“Goed”, zei de Karel, “maakte gij maar ruzie, dan zal ik wel slaan.”
En zo geschiedde.
De Karel sloeg wat gaten in de lucht, maar raakte echt niemand en dat was ook duidelijk zijn bedoeling.
Het duurde ook maar een paar tellen want een van die gasten riep: “Karel, we zijn niet gekomen om te vechten.
“En de Karel stopte ogenblikkelijk.
Het viertal verdween rustig richting Café Zomerlust en wij gingen door met ons hangwerk.
De volgende dag zaten we er weer.
Toen kwamen ze terug met een heel peloton, ik schat zo’n vijftig man. Het waren jongens uit de Koningswei en omgeving (de oude achterbuurt op de plaats waar nu het Koningsplein ligt, red.), dus dan wist je het wel.
Toen ze ons zagen begonnen ze op ons af te rennen en te joelen, en wij ‘peerden’ hem natuurlijk.
Behalve de Karel en de andere veroorzaker van dit alles; zij bleven rustig zitten. Dat had effect want er gebeurde vervolgens niks, ze begonnen te praten.
Ze hadden iemand meegebracht en die zou het wel eens met de Karel uitvechten. Ene Jantje, een klein menneke maar ontzettend breed.
As ge van een afstaandje keek koste nie zien of ie recht stond of dettie op zunne kaant laag.
Intussen waren wij weer allemaal teruggekomen.
De Karel had geen zin om te vechten, hij had niks tegen hullie, zo bleef ie maar herhalen.
En toen kwam de pliesie.
Omstreeks negentig procent van het aanvallende legertje sloeg meteen in wanorde op de vlucht en op een wijze die geen enkele waardigheid kende.
Maar Jantje en zijn luitenants bleven als enigen gewoon staan.
Ervaring, denk ik nu.
Afijn, na veel gepraat met de twee pliesies trok de hele groep zich uiteindelijk in stukjes en beetjes terug richting stad en de rust keerde weer.
Tot de dag erna.
Ze hadden kennelijk in de gaten gekregen dat ze geflikt waren en dat wij ons het apelazerus lachten.
En daar waren ze weer.
Maar de twee personen die ze zochten waren er nu eventjes niet.
De Karel had zich verstopt op hullie zolder en waar diejen andere was weet ik niet. Na enig heen en weer gepraat kreeg een onzer een geniale inval en zei: “Die jongens die jullie zoeken, die staan in de Armhoefstraat.”
En dat waren wijze woorden, want onze bezoekers vertrokken meteen de Oisterwijksebaan uit en het Sacrament in.
Wij hebben ze nooit meer teruggezien.
Wat bij ons niet lukte, dat lukte ze wel bij de mannen van kapelaan Hexspoor. Harrie Gatzen heeft het allemaal vanaf een veilige afstand voor ons waargenomen .
Dezelfde Harrie die de Sacramenters er enkele weken eerder had uitgereden in hun eigen wielerwedstrijd. Zijn rapportage hebben wij hoofdschuddend aangehoord.
En vervolgens hebben we langdurig in een deuk gelegen.
Beter aangeschreven, hè? Daar was toch niet veel van te merken hoor, die avond! Er is daar behoorlijk gemat en: er zouden zelfs honkbalknuppels bij zijn gebruikt. Jo Elling kreeg de dag erna andere kleren aan en hij moest een petje op, om in de stad maar niet herkend te worden.
En zo zullen er wel meer geweest zijn van de Ellings, de Rietvelders, de Hermansen, de Vennixen en ga zo maar door, die wekenlang niet of slechts vermomd de stad in durfden.

Rolschaatsen in het ziekenhuis
Hoe het verder ging? Och, een paar jaar later zijn Osos en de Blue Lions gefuseerd tot de HSC Tilburg en de parochiële verschillen verdwenen langzamerhand.
Thans zijn we allemaal ‘Armhoefse Akkers’.
Maar degenen die toch van het Sacrament willen spreken als gebiedsaanduiding weten nu dat de O’baan daar buiten viel én nog valt!
Voor de volledigheid.
De mensen aan gene kant van de Ringbaan wonen thans ook in onze zeer gewilde wijk.
Zij waren destijds de bewoners van het ‘ziekenhuiskwartier’. Dan begrijpt de oplettende lezer nu wat ik van plan was toen ik tegen mijn moeder zei: “Ik ga rolschaatsen in het ziekenhuis.”
Daarmee bedoelde ik de Jan van Beverwijckstraat, omdat er maar weinig verkeer kwam en omdat-ie geasfalteerd was.
Ideaal om te rolschaatsen!

Lex Verhoeven

Copyright© 2009/2024 Lexverhoeven®


Share by: